Waterschap Limburg doodde 15 bevers
Het Waterschap
Limburg doodde in de eerste vier maanden van dit jaar 15 bevers. In een
persbericht zette Waterschap Limburg (WL) de noodzaak daarvan uiteen. (zie blog
van 24 april) Op de vele vragen die er
bij mij nog overbleven kreeg ik uitgebreid antwoord. Te uitgebreid om dat in
één blog te proppen, dus ik doe dat in delen.
In blog 1 ging het over de wijze van vangen en doden. In
blog 2 over de situatie in Obbicht die aanleiding gaf om bevers te vangen. In deel 3 vertelde ik over
mijn ervaringen met de bevers in Obbicht en in 4 wierp ik de vraag op: Wat doen
we met gevangen/gedode bevers?
In dit laatste blog wil ik graag nadenken over de toekomst
van de bevers in Nederland en met name in Limburg.

Bij de bevers zit er geen hek om en toch ontkomen we op sommige
plekken niet aan het nemen van maatregelen, omdat de overlast en de daarmee
gepaard gaande kosten te groot worden.
De initiatiefnemers van het bijplaatsen van bevers in
Limburg hebben al in 2000 de provincie opgeroepen na te denken over populatiebeheer.
Dat was dus vóórdat in Limburg ruim 30 bevers werden
bijgeplaatst, want dat gebeurde tussen 2002 en 2004. Er zaten toen al enkele
jaren solitaire bevers in de Swalm, de Roer, de Worm en de Niers die vanuit
Duitsland in Nederland waren gekomen. Vanuit België kwamen bevers naar Limburg
via de Maas. In de Biesbosch waren ze in 1988 uitgezet.
Duidelijk is dat bevers hoe dan ook ooit Limburg zouden
bevolken. Ik word daarom wel eens een beetje moe van mensen die boos roepen dat
men ze hier niet had mogen uitzetten en beter na had moeten denken.
We hebben als land met zijn allen democratisch besloten dat
bevers hier zouden worden geherintroduceerd, want ze horen hier van nature. Ik
ben nog steeds heel blij met dat besluit, want de bever is een fantastisch dier
dat zijn bijdrage levert aan de biodiversiteit en ook nog eens heel leuk is om
te volgen. Denk niet dat ze alleen maar geld kosten, ze bezorgen veel mensen
plezier en kunnen ook financiële voordelen opleveren. In het gebied Vuilbemden
bij Roermond losten de bevers gratis en voor niks een verdrogingsprobleem op
door de aanleg van hun dammen. Kassa!
Dat de groei in Limburg zo snel zou gaan was echter niet
voorzien, dat komt door de grote genetische variatie die de bevers in b.v. de
Biesbosch niet hebben.
Die snelle aanwas heeft wel tot gevolg dat in Limburg de
eerste problemen zich aandienden. Er is – omdat de 2 waterschappen en de
provincie elkaar de financiële bal bleven toespelen - veel kostbare tijd verloren gegaan voordat het
bevermanagement binnen het Faunabeerplan 2015-2020 van de Provincie er was.

Door slimme maatregelen en de inzet van ‘bevermaatjes’ kan er goed
worden samengeleefd met de bevers. Op plaatsen die zijn aangewezen als
kansrijke gebieden zal altijd een gezonde populatie gehandhaafd blijven en
wordt niet ingegrepen. De Provincie heeft toegezegd in die gebieden te
investeren in natte natuur. Ook is uitgesproken dat er minimaal 500 bevers in
Limburg moeten leven, het mogen er ook méér zijn.
Door sommige media werd dit
verdraaid tot de uitspraak: “In Limburg gaat men 500 bevers doden”.
Het Beverprotocol Limburg is mede opgesteld vanuit
ervaringen in de Duitse deelstaat Beieren waar al jaren op een dergelijke manier wordt
gewerkt. Het zal een voorloper voor andere provincies blijken te zijn. In
Groningen en Drenthe dienen zich de eerste problemen al aan.
In de toekomst is naar mijn idee het beleid zoals dat nu
wordt uitgevoerd blijvend en ik verwacht zelfs dat het geïntensiveerd moet
worden. Moet dat allemaal door WL worden opgelost?
Er komen jaarlijks heel veel
bevers bij. Ik signaleer de laatste jaren dat de Limburgse bevervrouwtjes
steeds grotere worpen krijgen. Toen ik begon met bevers spotten zag ik bij elke
familie meestal 2 jongen. Sinds een jaar of vier zie ik steeds vaker 3 of 4
jongen. Zo ook op de vangplek bij Obbicht; daar werden 3 jonge bevers gevangen
en waarschijnlijk zwemt er nog een 4de jong van vorig jaar vrij
rond. Die liet zich niet vangen.
Als mijn waarneming juist is moet er ook een verklaring voor
zijn. Ik denk dat de eerste bevervrouwtjes die werden uitgezet nog niet dié
genetische variatie hadden die er nu is. Die eerste generatie Limburgse
bevervrouwen is gaandeweg de jaren vervangen door een volgende generatie, die
veel vruchtbaarder is. Vaak hoor ik dat overpopulatie zichzelf reguleert en dat
door voedselschaarste en stress de vrouwtjes vanzelf minder jongen krijgen.
Daar geloof ik voorlopig niets van!
Natuurlijke vijanden van de bever zijn schaars. Mochten er
otters in Limburg komen, dan kunnen die hier en daar een jong bevertje uit een
burcht roven. Otters kunnen immers via de onderwateringang naar binnen. Er zijn
natuurbeschermers die de wolf een grote rol toedichten bij het in de hand
houden van de reeën-, zwijnen- en beverstand en die menen dat wolvenroedels
zelfs de jacht overbodig maken, maar dat lijkt mij een onrealistische
wensgedachte. Het zal de mens moeten zijn die bij problemen de populatie
beheert, mooier kunnen we het niet maken.
Ik vrees dat er nog een ander probleem bij gaat komen en dat
is de publieke verontwaardiging over het sneuvelen van te veel bomen in
stadsparken, bij visvijvers en in wandel- en recreatiegebieden. Dat is
natuurlijk geen financieel probleem en het Waterschap hoeft het niet op te
lossen.
Er valt ook veel tegen in te brengen want bomen die in het water liggen
vormen paaiplaatsen, bieden broedgelegenheid, botten weer uit, enzovoort. Toch
begrijp ik dat mensen het niet fraai vinden.
Ik hoor in het veld veel negatieve
reacties hierover. Ook via mijn blog en Facebookpagina krijg ik vaak klachten
over de knaagwoede van de bevers; “Het is een slagveld hier!”, hoor ik, of: “Wat
een bomenkerkhof!”
Het is een esthetisch probleem, maar er komt misschien een
moment dat bestuurders hier toch wat mee moeten. Bomen beschermen met gaas of
antivraatpasta is op veel plekken de beste optie.
Zelf heb ik er ook wel eens moeite mee. Als er weer een paar
bomen het loodje leggen terwijl de vorige nog niet zijn opgegeten hoor ik in
mijn hoofd de stem van mijn moeder: ”Eet eerst je bordje leeg!”