Ik ben bezweet en doe mijn bodywarmer uit. "Ga je zwemmen?", vraagt de boer en knikt richting de beek waar flink wat water in staat. "Nee", zeg ik, "ik ga beversporen zoeken." "Doe dat dan liever niet hier, maar aan de andere kant van de weg", oppert hij. "Ik heb net de stier uitgeladen en die is gevaarlijk."
Dat vind ik nou jammer, want ik had juist aan de westkant van de Boekhorstweg willen zoeken. Maar ik wil niet op de horens worden genomen en ga dus netjes naar de oostkant. Ik vraag de boer of hij hier wel een eens bever heeft gezien. "Ja, wel twee! Aan beide kanten van de weg zit er een. Deze hier zie ik wel eens als hij zit te poetsen. Ze kunnen geloof ik niet zo goed met elkaar overweg."
Het eerste wat me aan de oostkant opvalt is de verhoogde waterstand. Ik krijg nu natte voeten op plekken waar ik een half jaar geleden (zie blog van 23 maart) nog gewoon kon lopen. De bever heeft een dam gemaakt, dat kan niet anders. Eigenlijk had ik dat al voorspeld.
Hij heeft het landschap naar z'n hand gezet en de anderhalve meter brede beek is op veel plaatsen veranderd in een moerasgebied. Heel mooi om te zien.
Een boom die eerst aan de waterkant stond, staat nu midden in de nattigheid, althans het restant van de stam.
"Tjonge", denk ik, "maar liefst twee bevers". Het spijt me dat ik de boer niet heb gevraagd waarop hij het baseert dat de twee bevers niet met elkaar overweg kunnen.
Ik loop aan beide zijden langs de beek en zie dat de bever zich lekker tegoed doet aan het mais. Hij knaagt de stengels door op een hoogte van 50 a 60 cm. Ik heb ook vaak gezien dat ze dat vlak bij de grond doen, maar deze bever vindt kennelijk het onderste deel niet lekker of hij heeft hier een andere reden voor. Onder de bosjes, dichter bij het water, liggen resten van de maiskolven. Kloofhoutjes vind ik niet.
Ik probeer een takkenburcht te vinden, maar kan niet in het drassige gedeelte komen dat verscholen ligt tussen de begroeiing. Misschien is dat in de winter beter te zien. Een hol kan hij hier niet maken; daarvoor is er niet genoeg hoogte.
Bijna weer terug bij de Boekhorstweg zie ik kapotte holen en gangen naast de beek. Het terrein is hier wat hoger. De bever heeft het slordig hersteld met wat takken en riet. Een rommeltje is het. De dam heb ik nog steeds niet gevonden. Dat kan ook niet, want ik had gezien dat het water aan de andere kant van de weg ook hoger stond. Daar moet ik dus zijn!
Er zit niets anders op dan de stier te trotseren en toch op onderzoek uit te gaan aan de westkant. Als de stier mijn richting uitkomt kan ik altijd nog snel onder het prikkeldraad doorrollen en veilig ben ik. Ik kijk aan weerskanten van de beek of ik een stier zie, maar niets te bekennen dus ik klim over het hek. Ook hier veel opengevallen gaten in de grond, provisorisch gerepareerd door de bever.
Ik denk nog eens na over de woorden van de boer. Het kan bijna niet dat hier twee bevers zitten. Dan zouden ze op nog geen 100 meter van elkaar wonen. Ik denk dat het gewoon één bever is en dat de boer hem dan eens aan de oostkant en dan eens aan de westkant ziet. Zijn veronderstelling dat ze niet goed met elkaar overweg kunnen baseert hij misschien op het feit dat hij ze nooit samen ziet. Kan ook niet als het maar één bever is.
Dan hoor ik ineens het geruis van vallend water. Hier moet het zijn. Achter het riet vind ik een dam van riet, stokken en wat waterplanten. Een beetje rommelig, maar zeer functioneel.
De bever heeft het waterpeil er zo'n zestig centimeter mee omhoog gekregen.
Wat zou ik hem (of haar) graag eens een keer bezig zien bij het onderhoud van de dam. Wat jammer dat het 's avonds al zo vroeg donker is.
Ik ga weer terug, blij met deze mooie ontdekking en geen stier gezien.